Soms kijk ik naar een politiek debat en denk: het lijkt wel een slechte relatie waar niemand nog luistert. Iedereen heeft z’n tekst uit het hoofd geleerd, niemand hoort wat de ander zegt — en tóch vinden ze zichzelf “in gesprek”. Maar wat als Den Haag een beetje meer zou Verleuken? Stel je even voor: een Kamer vol mensen die niet bezig zijn met wie er wint, maar met wat er beter kan. Waar applaus klinkt na een goed idee — óók als het van een ander komt. Waar “U heeft gelijk” geen zwakte is, maar kracht. En waar samenwerken niet voelt als inleveren, maar als samen scoren.
De politiek lijkt soms een wedstrijd in wie de mooiste oneliner heeft. Hoe harder, hoe beter.
Maar eerlijk? Er wordt te vaak gepraat over problemen, in plaats van gewerkt aan oplossingen. Alsof mopperen een beleidsinstrument is. Wat zou er gebeuren als ze het anders deden? Als partijen niet langer hun energie stopten in elkaar afbranden, maar in overeenkomsten vinden? Een debat waarin iemand zegt: “Goed punt, daar kunnen we op voortbouwen,” zou een opluchting zijn.
In organisaties zie ik hetzelfde: wie niet luistert, leert niets. Wie luistert, ontdekt nieuwe invalshoeken. De politiek is geen toneelstuk — het is een kans om de toekomst te vormen. Luisteren betekent niet dat je het met elkaar eens hoeft te zijn. Het betekent: respect hebben voor het verhaal van een ander, omdat dat iets zegt over de werkelijkheid van die mens.
Pas als je die begrijpt, kun je iets oplossen dat voor méér mensen werkt. Dat is geen soft gedoe, dat is de kortste route naar resultaat.
Er is geen gebrek aan meningen, rapporten of verklaringen. Er is een gebrek aan doen.
De politiek lijkt soms een grote brainstorm zonder eindresultaat. En dan vooral eindeloze coalities over zaken die geweest zijn en het doel is om een ieder af te zeiken. Maar enthousiasme ontstaat pas als mensen merken dat er íéts gebeurt. Soms zie je gelukkig een glimp van hoe het wél kan. Denk terug aan de coronaperiode, toen Mark Rutte iemand van buiten de coalitie vroeg — Martin van Rijn van de PvdA — om tijdelijk minister te worden vanwege zijn kennis van zorg en crisisorganisatie.
Een daad die liet zien: als de nood hoog is, kunnen we gewoon sámen werken, ongeacht kleur of partij. En precies dat is wat we nu weer nodig hebben: een nationaal kabinet, waarin het nationale belang belangrijker is dan partijbelang. Een kabinet dat niet eindeloos praat over veiligheid, woningnood, stikstof, opleiding en zorg, maar dat er iets aan doet. Niet meer vergaderen over de toekomst, maar haar bouwen. Dat is pas Verleuken op landelijk niveau: minder zeggen, meer samen doen.
De mooiste leiders — in bedrijven én in Den Haag — zijn geen roeptoeters, maar voorbeeldgevers. Mensen die niet roepen “ik heb gelijk”, maar laten zien dat ze het goed willen doen. En dat werkt aanstekelijk. Want net als op de werkvloer geldt ook in de politiek: gedrag is besmettelijk. Als één iemand kiest voor respect, volgen er meer.
Als één partij kiest voor samenwerking, wordt dat ineens normaal.
Nederland heeft geen behoefte aan meer meningen, maar aan meer meedoeners. Mensen die verschil willen maken, niet om applaus te krijgen, maar omdat ze geloven dat het beter kan. Politiek zou teamwork moeten zijn. En net als in een goed team gaat het niet om wie de meeste minuten maakt, maar om of je samen de wedstrijd wint.
Dat mensen over een paar jaar zeggen: “Weet je nog, toen ze in Den Haag besloten samen te werken in plaats van elkaar af te branden?” Dat we niet alleen nieuwe wetten kregen, maar ook nieuwe herinneringen aan hoe het anders kan. Dat burgers weer vertrouwen voelen omdat ze zien: ze menen het écht. Geen politici zonder actieve herinnering, maar burgers mét actieve herinnering — aan eerlijkheid, samenwerking en echte oplossingen.
Geen woorden maar daden. Geen afzeiken maar aanpakken. Geen cynisme, maar Verleuken.
Want ook in de politiek geldt: als je het leuker maakt, wordt het vanzelf beter.
Ontvang één keer per maand de inspiratiebrief vol met ideeën om te Verleuken en Klanthousiast aan het werk te gaan.